Eind jaren tachtig-begin negentig

Shell boort zeven exploratieputten in de Beaufortzee en vijf exploratieputten in de Tsjoektsjenzee. Het bedrijf vindt olie en gas, maar bij de toen heersende olieprijs van twintig dollar per vat zijn de putten economisch niet de moeite waard. In 1991 verplaatst Shell zijn Amerikaanse activiteiten naar de Golf van Mexico.

2005-2008

Shell keert terug naar Alaska en verwerft 137 concessies in de Beaufortzee en 275 concessies in de

Tsjoektsjenzee voor een bedrag van ruim twee miljard dollar.

2008

Een federale rechtbank verklaart een eerder aan Shell afgegeven boorvergunning in de Beaufortzee nietig vanwege onvoldoende studie naar de gevolgen voor de bultruggen en de lokale bevolking in het gebied.

2009

Shell krijgt goedkeuring voor zijn herziene plan om in 2010 in beide zeeën te gaan boren.

2010

Alle boorvergunningen worden ingetrokken vanwege de ramp met de Deepwater Horizon.

2011

Shell dient boorplannen in voor 2012. Die worden goedgekeurd, op voorwaarde dat Shell extra maatregelen neemt om olievervuiling bij een eventuele blow-out tegen te gaan.

2012

Shell begint te boren op de twee locaties, maar de boorvergunning is zeer beperkt. Shell heeft de Arctic Challenger, een essentieel onderdeel van het oliebestrijdingsplan, niet op tijd klaar en een proef met de containment dome mislukt.

2013

Het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Zaken publiceert een kritisch rapport over booractiviteiten van Shell in 2012 en scherpt de vergunningseisen aan.

2015

Shell dient een herzien plan in om in de Tsjoektsjenzee twee putten te boren. De plannen worden goedgekeurd. Medio augustus ontvangt Shell een boorvergunning voor slechts één van beide putten.