Wie de stoep schoonmaakt of het platte dak, kan zomaar ongemerkt een meteoriet opvegen. Een student van de Vrije Universiteit in Amsterdam zoekt naar methoden om zo’n micrometeoriet tussen de andere korrels te vinden. 

Meteorieten – dat zijn toch die gigantische keien uit de ruimte die zo nu en dan uit de lucht komen vallen? Die dan gaten in daken slaan, ruiten doen trillen of zelfs dinosauriërs van de aardbodem doen verdwijnen? Klopt, maar er bestaan ook kleinere versies, zegt Guido Jonker, masterstudent aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Er zijn zelfs meteorieten met een doorsnede kleiner dan een millimeter, dus met het formaat van een zandkorrel.

 

Gestolde druppeltjes

 

De meeste van deze micrometeorieten verdampen als ze de dampkring van de aarde bereiken. Maar ongeveer 10 procent landt uiteindelijk op aarde, meestal in de vorm van gesmolten en vervolgens weer gestolde gesteentedruppeltjes. Vermoedelijk gaat het om enkele tonnen per dag, goed voor gemiddeld één micrometeoriet per vierkante meter aardoppervlak per jaar. Samen vormen deze de grootste hoeveelheid buitenaards materiaal dat aanwezig is op aarde.


Deze kleine deeltjes zijn van belang voor de wetenschap, want ze zijn afkomstig van de gaswolk (supernova) waaruit ons zonnestelsel zich heeft gevormd. Wie de samenstelling van de buitenaardse stenen kan achterhalen, kent dus ook de samenstelling van die gaswolk. Zo bieden meteorieten ons een blik terug in de tijd.  

Om die reden – en omdat meteorieten nu eenmaal tot de verbeelding spreken – houdt Jonker zich voor zijn afstudeeronderzoek bezig met het opsporen en isoleren van micrometeorieten die zich op stoepen, daken, straten en pleinen bevinden. Op 21 juni dit jaar vond hij zijn duizendste exemplaar. Dat is ongekend veel. 

 

Voorgangers


Dat micrometeorieten bestaan weet men al sinds het einde van de negentiende eeuw. Toen werden er in ijs uit Spitsbergen en Groenland minuscule magnetische zwarte bolletjes aangetroffen die ijzer, nikkel, kobalt en fosfor bevatten. Later dachten onderzoekers de buitenaardse korrels ook aan te treffen in de stedelijke omgeving, maar daar bleek het uiteindelijk om luchtvervuiling te gaan, in de vorm van vliegasdeeltjes die overblijven na het stoken van steenkool.


Wie in de bewoonde wereld micrometeorieten wil vinden, moet die menselijke vervuiling dus eerst zien kwijt te raken, zegt Jonker. ‘Zoeken naar een speld in een hooiberg gaat het makkelijkst als je eerst het grootste deel van het hooi verbrandt.’ Tegenwoordig gaat het dan vooral om deeltjes uitgestoten door de industrie, het wegverkeer en de luchtvaart, en resten van bijvoorbeeld glaswol of vuurwerk. Jonker: ‘Die deeltjes staan bekend als imposters of micrometeowrongs, omdat ze soms zo verrekte veel op micrometeorieten lijken.’

 

Magneten en meer


Pas in 2016 lukte het iemand om met zekerheid een micrometeoriet uit een dakgoot in de stad te identificeren. Het was de Noorse muzikant en amateurgeoloog Jon Larsen, en hij gebruikte hiervoor een zeer sterke neodymiummagneet. Veel micrometeorieten bevatten namelijk kleine magnetietkristallen en bolletjes van een ijzer-nikkelmengsel. Na de selectie met de magneet moest Larsen overigens nog altijd met een microscoop op zoek naar de ruimtesteentjes: ook veel vervuiling uit de industrie bevat namelijk metaal.

Jonker besloot dat systematischer aan te pakken...

Hoe? Dat leest u in het julimunner van De Ingenieur!

 

MEER LEZEN OVER HET OPSPOREN VAN MICROMETEORIETEN?

Dit is niet het hele artikel. Het hele verhaal is te lezen in het julinummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.

 

Openingsfotot: Guido Jonker