Nijmegen krijgt radiolab
De Radboud Universiteit Nijmegen gaat een laboratorium opzetten voor radioastronomie. Het moet een kenniscentrum worden dat allereerst het zwarte gat in het midden van de Melkweg gaat fotograferen.
Het Radboud Radio Lab kan nu worden opgericht dankzij een subsidie van 1,3 miljoen euro van de universiteit zelf. Het radiolab zal de kennis die de universiteit heeft over radioastronomie op één plek brengen, zodat het bekender kan worden. Daarnaast kunnen er dankzij de subsidie extra onderzoekers worden aangetrokken. Het lab zal na de zomer officieel opengaan. Marc Klein Wolt, directeur van het centrum, hoopt dat het een succes wordt. 'We hebben in ieder geval een vliegende start, omdat veel projecten nu al lopen binnen de universiteit.'
Het lab zal beginnen met het BlackHoleCam-project, dat probeert om het zwarte gat in het midden van onze Melkweg in beeld te krijgen. Dat gat is speciaal, want het is vele malen groter en krachtiger dan de 'normale' zwarte gaten die ontstaan na het instorten van een ster. Tot nu toe is het nog niemand gelukt om zwarte gaten met telescopen direct waar te nemen. Blackholecam gaat met tientallen radiotelescopen die golflengten van enkele millimeters opvangen, net zolang kijken naar het zwarte gat tot het helder in beeld is. 'Door alle telescopen met elkaar te verbinden krijg je als het ware een telescoop zo groot als de Aarde', legt Klein Wolt uit. 'Maar dat aan elkaar knopen is lastig; het vereist hele specifieke software en de telescopen moeten perfect op elkaar afgestemd zijn, zodat je zeker weet dat de meting in Argentinië past bij de meting in Nederland.' Daar komt het radiolab om de hoek kijken; zij leiden het project vanuit Europa, en alle onderzoekers bij de Radboud Universiteit zijn experts op dit gebied.
Snel gegaan
Het idee om al die kennis over dit soort astronomie te bundelen broeide al langer binnen de faculteit. Dankzij een beetje goede timing en veel overleg wist Klein Wolt met zijn collega Heino Flacke uiteindelijk het universiteitsbestuur te overtuigen van het nut van een apart centrum. 'Toen ze eenmaal om waren, is het snel gegaan; binnen een paar maanden lagen alle plannen klaar', vertelt hij.
Hij hoopt dat het centrum uiteindelijk uit kan groeien tot hét expertisecentrum voor radioastronomie. 'We hebben natuurlijk niet de budgetten of mankracht van een organisatie zoals Astron. Maar als ondersteunende partij kunnen we volgens mij heel veel nuttige kennis leveren. Een beetje als een consultancybedrijf voor sterrenkunde.' Ook is hij blij dat de oprichting van het lab veel 'weinig publicerende' onderzoekers een plek geeft. 'Heel veel van ons onderzoek gaat over het maken en bouwen van tools of software waarmee ándere astronomen hun onderzoek doen. Maar daar publiceer je als onderzoeker nauwelijks over, dus lijkt het alsof ze hun geld niet waar zijn. Met dit lab hebben we nu een plek waar ze op waarde worden geschat.'