'Met wat vernuft moet het lukken'
Eind vorige week besloot de regering gehoor te geven aan een groot deel van de adviezen van de commissie-Remkes (saneer de veestapel, verlaag de maximumsnelheid, geef voorrang aan natuurherstel). Nu reikt Natuurmonumenten de ingenieurswereld de hand. Het gat in de ozonlaag hebben we gedicht, stelt directeur Natuurbeheer Teo Wams, ‘dus ook het stikstofprobleem moeten we kunnen oplossen.’
Al maanden is het onderwerp dominant aanwezig in de media, in de Tweede Kamer en in menig overlegorgaan: stikstof. Nu een commissie onder leiding van oud-minister Johan Remkes een aantal verregaande voorstellen heeft gedaan en de regering die goeddeels heeft omarmd, is het aan de getroffen sectoren om die over te nemen. Natuurmonumenten, met 700.000 leden de grootste particuliere natuurbeschermingsorganisatie, is blij met het stikstofbesluit van de regering, ook al bevat dat een aantal pijnlijke maatregelen. De bouwstop rond natuurgebieden is niet heilig, zegt ecoloog en milieukundige drs. Teo Wams, sinds 2004 directeur Natuurbeheer van Natuurmonumenten. ‘Maar bouwers zullen dan wel keihard moeten maken dat een project op korte termijn leidt tot een verminderde stikstofuitstoot.’
Sinds wanneer houdt u zich bezig met stikstof?
‘Het is dit jaar vijftien jaar geleden dat ik bij Natuurmonumenten begon, en al vanaf de eerste dag zijn stikstofoxiden en ammoniak onderwerpen waarmee ik me intensief bezighoud. Het is de laatste jaren wel meer geworden. Jarenlang was er sprake van een lichte daling van de stikstofdepositie. Beleidsmakers meenden dat die trend van blijvende aard was en dat het stikstofprobleem zich zo vanzelf wel zou oplossen. Maar daarin hebben we ons sterk vergist. De hoeveelheid stikstof in de natuur wordt juist groter en onze kennis van wat stikstof aanricht in de natuur neemt eveneens toe. Nu zijn alle natuurbeschermers, maar ook academische ecologen het erover eens dat er momenteel geen grotere bedreiging is voor de biodiversiteit in Nederland dan stikstof.’
Terwijl de trend juist was dat er minder stikstof vrijkwam. Hoe kan dat?
‘Technische innovaties konden lange tijd de toenemende uitstoot bijbenen: auto’s kregen een katalysator, brandstoffen werden schoner, lucht uit de stallen werd eerst gefilterd. Maar op een gegeven moment waren die effecten uitgewerkt. Wat nog werd bedacht om de stikstofuitstoot te verminderen, hield niet langer gelijke tred met de uitstoot die juist toenam door de bevolkingstoename en de economische groei. Nu is het dus tijd voor een pakket maatregelen dat werkelijk effect sorteert. Geen juridische listen, ook geen nieuwe rekenmethode die gunstiger uitpakt, maar meer technische innovatie en slimmer beleid.’
Waaruit moeten die maatregelen bestaan?
‘Het is eenvoudig: alle sectoren die te veel stikstof produceren, moeten actie ondernemen. Er moet een duidelijk doel worden gesteld: dring binnen vijftien jaar de emissie van stikstofoxiden en ammoniak terug totdat de waarden weer onder de kritische grens liggen. Ik kan me daarnaast goed voorstellen dat we in de richting gaan van een systeem met verhandelbare uitstootrechten. Op CO2-gebied kennen we dat al, voor de grote industrieën. Stel dat een bouwbedrijf ergens een groot project wil realiseren, dan kan dat in de omgeving kijken of een andere onderneming wellicht tegen betaling de stikstofuitstoot wil verlagen. Dan doet de markt het werk. Daarnaast kan de bouwsector zelf werken aan een verminderde stikstofuitstoot, bijvoorbeeld door meer elektrische machines te gebruiken. Datzelfde geldt voor delfstoffenwinning, landbouw, bosbouw en natuurbeheer. Overschakelen op elektrisch rijden of op waterstofwagens is voor de transportsector noodzaak. De agrarische sector moet van intensieve veeteelt overstappen naar extensievere varianten. Dan is het inkrimpen van veestapel onvermijdelijk.’
De commissie-Remkes lijkt goed naar u te hebben geluisterd. Bent u blij met het rapport, dat pleit voor sanering van de veestapel, een verlaging van de maximumsnelheid en voorrang voor natuurherstel?
‘De commissie schuwt geen taboe en is echt op zoek gegaan naar oplossingen die direct verlichting bieden. Zo’n aanpak is nodig. Wat Natuurmonumenten betreft moeten alle sectoren naar rato bijdragen aan de emissiereductie. De commissie-Remkes ziet dat ook in. En ook het kabinet lijkt de goede kant op te gaan.’
In Nederland zijn we niet bang om maatregelen te treffen als die nodig zijn
Bent u hoopvol dat het gaat lukken?
‘Ik verkeer al lang genoeg in de wereld van de natuurbescherming dat ik weet dat we al de nodige appeltjes hebben geschild. De aantasting van de ozonlaag was een tijd geleden een enorm, dringend probleem. Maar zodra duidelijk was waardoor het kwam – drijfgassen onder meer – zijn we daar alternatieven voor gaan ontwikkelen. Zo hebben we het probleem opgelost, zonder onoverkomelijke economische of maatschappelijke complicaties. Met zure regen was het niet anders. Dat kwam vooral door de zwaveluitstoot uit kolencentrales en verbrandingsmotoren. Toen is het zwavelgehalte aangepast en zijn er filters gekomen. Nu speelt ook dat probleem niet meer. Ander voorbeeld is de rivier de Rijn. Een paar decennia geleden was dat een open riool, waar tal van chemische industrieën straffeloos afvalwater in lieten lopen. Pas na de ecologische ramp bij chemieconcern Sandoz in Zwitserland eind 1986 werden de landen langs de Rijn wakker en kwamen er strikte milieuregels. Opvallend genoeg floreren de chemische bedrijven er nog altijd. Nu zijn ze zelfs blij met die strikte regels: de chemische stoffen die ze ooit loosden, vormen in een circulair proces nu weer een nieuwe grondstof. Dat is ook economisch beter.’
Oftewel: er gebeurt pas iets als regeringen ingrijpen?
‘Op de eerste plaats is de publieke opinie belangrijk. Want die vormt de hete adem in de nek van de politiek. De politiek op haar beurt kan bedrijven met kennis en de inventiviteit in beweging brengen om oplossingen te verzinnen.’
De politiek moet wel snel in actie komen, want de tijd dringt.
‘Het probleem is urgent, maar tegelijkertijd hebben we ook de tijd. Bij de klimaat- en de energietransitie wordt soms het beeld geschetst dat we binnen twee jaar van het gas af moeten. Maar dat hoeft helemaal niet en het is zelfs niet wenselijk dat alle individuele huishoudens meteen de gaskraan dichtdraaien. Wat wel snel nodig is, is een plan dat het mogelijk maakt dat over dertig jaar alle huishoudens en industrieën van het gas af zijn. Dat geldt ook in het stikstofdossier. Het gaat er niet om dat er morgen geen stikstof meer wordt uitgestoten. Wel moeten we met z’n allen – agrariërs, bouwers, industrie, transport – kiezen op welke manier we stikstof te lijf gaan.’
U zegt dat er tijd genoeg is, maar bouwers denken daar anders over. Zelfs de bouw van nieuwe windmolenparken is stil komen te staan door de uitspraak van de Raad van State. Wat heeft u hun te bieden?
‘Dat is een ongewenste situatie en zulke bouwprojecten moeten zo snel mogelijk weer op gang worden geholpen. Wat Natuurmonumenten betreft worden daarvoor dan ook direct weer vergunningen verleend. Maar bouwers zullen dan wel keihard moeten maken dat het project op korte termijn leidt tot een verminderde stikstofuitstoot. Bij windparken zal dat niet zo moeilijk zijn. Maar gaat het om de bouw van een woonwijk, dan zal de gemeente of projectontwikkelaar de stikstofwinst elders moeten halen – bijvoorbeeld door een boer uit te kopen of te helpen over te schakelen naar minder intensieve veeteelt. Nederland is een druk bevolkt, welvarend en actief land, waar we niet bang zijn om maatregelen te treffen als die nodig zijn. ‘God schiep de Aarde, maar Nederland liet hij aan de Nederlanders over’, zeggen ze wel eens over ons land. Met zulk vernuft moeten we het stikstofprobleem toch ook wel kunnen oplossen? Kom op, zeg! Laten we het zien als een geweldige kans om te kiezen voor een mooie toekomst voor Nederland.’
MEER LEZEN OVER DE STIKSTOFDISCUSSIE?
Lees het volledige interview met Teo Wams in het oktobernummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.
Tekst: Pancras Dijk
Foto: Robert Lagendijk