Wat was de rol van ingenieurs tijdens de Tweede Wereldoorlog? En waarom had het Koninklijk Instituut van Ingenieurs direct na de oorlog een zuiveringscommissie? Henk Tolsma dook in de archieven om meer te weten te komen over hoe leidende ingenieurs bij belangrijke bedrijven zich opstelden in de oorlogsjaren.


Tegenpolen - Willem Schermerhorn en Anton Mussert

Schermerhorn bij zijn lushtkarteringsinstrument.

Vrienden zijn het niet, hooguit zijn er kameraadschappelijke gevoelens tussen Willem Schermerhorn en Anton Mussert. Ze studeren rond 1915 allebei civiele techniek aan de Technische Hogeschool Delft en behoren tot dezelfde jaargang. Aan het eind van een studiedag lopen ze weleens samen richting huis. In juli 1918 studeren ze beiden af, Mussert zelfs cum laude. Daarna scheiden hun wegen.

Ir. Schermerhorn wordt een succesvol hoogleraar luchtkartering met een eigen ingenieursbureau dat nationaal en internationaal opdrachten uitvoert, onder andere in Nederlands-Indië en China. In de Tweede Wereldoorlog zetten de Duitsers hem gevangen. Volgens Schermerhorns biograaf Herman Langeveld hebben mensen uit NSB-kringen ervoor gezorgd dat de hoogleraar terechtkomt op een lijst van te interneren personen. In concentratiekamp Vught werpt Schermerhorn zich op als leider van de geïnterneerden. Vanwege die rol benoemt Koningin Wilhelmina hem tot premier van het eerste naoorlogse kabinet.

 Ir. Mussert gaat aan de slag bij Rijkswaterstaat en de provinciale waterstaat in Utrecht. In 1931 is hij een van de oprichters van de NSB. Tijdens de oorlog werpt hij zich bij de Duitse bezetters op als vertegenwoordiger van het Nederlandse volk. Hij is niet voor inlijving van Nederland bij Duitsland, maar streeft naar een Groot-Nederland (inclusief Vlaanderen) binnen het Duitse rijk.

Mussert opent elektrisch gemaal.

De wegen van Schermerhorn en Mussert kruisen elkaar kort na de oorlog nog één keer. Mussert is vanwege collaboratie ter dood veroordeeld en richt zich in november 1945 in een brief tot Schermerhorn, in een poging de doodstraf te ontlopen. Maar deze laatste steekt hem geen helpende hand toe. Mussert wordt op 7 mei 1947 geëxecuteerd.

Schermerhorn en Mussert vormen extreme voorbeelden van de posities die Nederlandse ingenieurs innemen tijdens de oorlog. Hun houding zal niet veel afwijken van hoe Nederlanders zich in het algemeen gedroegen. Naar schatting 2 tot 4 % van de ingenieurs zal verzet hebben gepleegd, een ongeveer even groot aantal zal hebben gecollaboreerd, de overgrote meerderheid hield zich afzijdig. Wel werden sommige ingenieurs extra beproefd, met name degenen met verantwoordelijke posities in grote organisaties.


Dalende productie - Frederik van Iterson en Ross van Lennep (Staatsmijnen)

Van Itserson.

De snelle Duitse opmars laat de kolenmijnen in Zuid-Limburg ongeschonden. Na enkele dagen stilstand komen ze weer op gang. De directie van de Staatsmijnen, waarin prof.ir. Frederik van Iterson de leiding heeft, wordt voorlopig ongemoeid gelaten. De in Frans en Belgisch bezit zijnde particuliere mijnen krijgen naast de Nederlandse directeuren een Duitse zaakwaarnemer. De directies van Staatsmijnen en de particuliere mijnen hebben regelmatig contact en trekken één lijn ten opzichte van de bezetter.

Volgens sommige bronnen zijn van de 140 in de kolenmijnbouw werkzame ingenieurs slechts weinigen op hand van de Duitsers. Met steun van de leiding loopt de arbeidsproductiviteit sterk terug. Er worden ‘ongunstige’ kolenlagen ontgonnen om de goede lagen voor later te bewaren. Ook wordt te veel onderhoud gepleegd. De cijfers laten het effect hiervan zien: terwijl het aantal personeelsleden stijgt van 30 000 in 1939 naar 40 000 in de jaren 1942-43, daalt de productie met 25 %. Als Van Iterson op 31 december 1942 met pensioen gaat, krijgt echter ook Staatsmijnen een Duitse ‘Verwalter’, wat dit exploitatiebeleid bemoeilijkt.

Van Lennep.

Vanaf december 1943 wordt dr.ir. Ross van Lennep de nieuwe topman van de Staatsmijnen. Hij weet te voorkomen dat het gasnet van de Staatsmijnen wordt gekoppeld aan dat van het Roergebied, waar als gevolg van aanhoudende bombardementen een tekort aan energie dreigt.

Kort voor de bevrijding eist de bezetter dat de chemische bedrijven van de Staatsmijnen, die beschikken over salpeterzuur- en nitraatfabrieken voor de kunstmestproductie, worden ingeschakeld bij de aanmaak van springstoffen voor de Duitse oorlogsvoering. Dit wordt echter geweigerd en de gehele bedrijfsleiding van dit onderdeel duikt onder. Het plan gaat uiteindelijk niet door omdat er geen deskundigheid meer is.

GESNEUVELDE INGENIEURS

Tussen 1 mei 1940 en 1 december 1945 zijn ten minste 271 Nederlandse ingenieurs en aanstaande ingenieurs door oorlogsgeweld om het leven gekomen. 52 ingenieurs zijn gesneuveld of gefusilleerd, 36 door bombardementen en door bezettings- of oorlogsongevallen omgekomen en 63 zijn overleden bij wegvoering naar of in gevangenkampen. Ook zijn tenminste 120 studenten van de Technische Hogeschool Delft en cadetten van de Koninklijke Militaire Academie in de oorlog door geweld gesneuveld. De Ingenieur van 2 november 1946 bevat een lijst met ‘Onze Dooden’, waaraan deze cijfers zijn ontleend. Dit overzicht kwam tot stand na een oproep van de redactie aan lezers om tijdens de oorlog overledenen en/of gesneuvelden of anderszins omgekomenen te melden. Dit overzicht zal niet volledig zijn; het werkelijke aantal overledenen zou zelfs twee keer zo groot kunnen zijn.


De Nederlandse Schindler? - Frits Philips (Philips)

Aan het begin van de bezetting vlucht de familie Philips eerst naar Engeland en later naar de VS. Alleen de jonge ir. Frits Philips blijft bij het personeel in Eindhoven. Het bedrijf gaat zo goed en zo kwaad als dat gaat door met produceren, waarbij ook werkzaamheden worden verricht voor de bezetter. De geallieerden zien hierin reden om de Philipsfabrieken in Eindhoven te bombarderen. Dat gebeurt op 6 december 1942 (het ‘Sinterklaasbombardement’), waarbij ook een groot deel van de Eindhovense binnenstad wordt verwoest. Er vallen ruim 150 doden.

Frits Philips bij een bezoek van Seyss-Inquart.

De Duitsers doen een beroep op Frits Philips om een werkplaats in te richten in het concentratiekamp Vught, om de ongeveer drieduizend geïnterneerden (verzetsmensen, gevangenen van de Duitsers, communisten en Joden) bezig te houden en om te produceren voor de Duitse oor-logsmachine. Frits wil daar eerst niets van weten, maar stemt toch toe op voorwaarde dat Philips zeggenschap heeft over de werkzaamheden, de gevangenen door Philips worden betaald (waar de Duitsers niet mee instemmen) en ze dagelijks een warme maaltijd krijgen: de ‘Philiprak’. In het kamp maken de gevangenen onder meer radio’s, knijpkatten en scheerapparaten. Enerzijds biedt de werkplaats Philips de mogelijkheid om werknemers, waaronder zo’n zeshonderd Joden, veilig te stellen. Anderzijds profiteert het bedrijf van de arbeid van de gevangenen.

Als de geallieerden Duitsland in de loop van de oorlog vanuit het westen terugdringen, worden in 1944 alle Joodse werknemers van het Philips- Kommando naar Auschwitz gedeporteerd. Hun status als geschoolde arbeider helpt hen echter het kamp door. Velen worden vanuit Auschwitz verder getransporteerd naar andere fabrieken. Uiteindelijk komen er van de 496 Joodse medewerkers 382 weer thuis.

Het oordeel na de oorlog over Frits Philips luidt dat hij mogelijk naïef is geweest, maar niet te kwader trouw. In 1996 krijgt hij een Israëlische onderscheiding omdat een groot aantal Joden het aan hem toeschrijft dat ze de oorlog overleefden.


Weerbare watermannen - Johan Ringers en Ludolph Reinier Wentholt (Rijkswaterstaat)

Ringers.

In de jaren twintig en dertig vestigt dr.ir. Johan Ringers al een grote reputatie. Hij bouwt de Noordersluis in IJmuiden en leidt de aannemerscombinatie voor aanleg van de Afsluitdijk. Kort voor de oorlog benadert de minister van Defensie hem om maatregelen voor te bereiden voor het geval vijandelijke acties waterbouwkundige werken beschadigen. Die blijken doeltreffend: al op 30 mei 1945 zijn alle onder water gezette gebieden weer droog.

Kort na de Duitse inval benoemt de Nederlandse opperbevelhebber, generaal Henri Winkelman, hem tot regeringscommissaris voor de wederopbouw in bezet gebied. In die hoedanigheid bemoeit hij zich intensief met de opruiming en het voorlopige herstel van de verwoeste binnenstad van Rotterdam. Als lid van het Nederlandse bestuursapparaat in bezet gebied overlegt hij met de Duitsers, maar hij raakt ook betrokken bij het verzet. Door verraad wordt hij op 1 april 1943 opgepakt en raakt hij geïnterneerd in onder andere de concentratiekampen Vught en Sachsenhausen. Dat sloopt hem, maar toch wordt hij minister van Openbare Werken en Wederopbouw in de eerste twee naoorlogse kabinetten. Van 1945 tot 1955 is hij ook president van KIVI.

Wentholt.

Wanneer de oorlog uitbreekt, is ir. Ludolph Reinier Wentholt pas twee maanden directeur-generaal van Rijkswaterstaat. Hij rijdt een scheve schaats door aanwezig te zijn bij een Duitse propagandabijeenkomst in november 1941.

Door het werk van Rijkswaterstaat – tot aan de door de Duitsers afgekondigde bouwstop van 1 juli 1942 – zo veel mogelijk te continueren, probeert Wentholt personeel buiten de Arbeitseinsatz te houden. Hij weigert vordering van materiaal en materieel, houdt herstelwerkzaamheden in eigen hand en laat geen werkzaamheden verrichten die buiten de taken van Rijkswaterstaat vallen.

Dat bezorgt hem een goede naam bij het verzet, maar het leidt wel tot zijn gedwongen ontslag in augustus 1943. Begin 1944 wordt hij bovendien door de Duitsers gevangen gezet. Zijn opvolgers tijdens de oorlog zijn de ingenieurs ir. C.T.C. Heyning, die ook aan de kant wordt gezet en geïnterneerd raakt, en ir. W.H. Brinkhorst. Zij gaan verder met traineren en houden de organisatie op een laag pitje aan de gang.

Na de oorlog wordt Wentholt opnieuw tot directeur-generaal benoemd. Vanwege zijn slechte gezondheid moet hij echter al na enkele maanden ontslag nemen. Hij overlijdt begin 1946.


Onderscheiden opstandelingen - Herman Jan van Aalderen en Jacobus Andreas Beekman (verzetshelden)

Beekman.

Naast de ingenieurs die de moeilijke taak hebben hun organisaties door de bezetting te loodsen, zijn er ook vakbroeders die alleen of in kleine groepen actief zijn in het verzet. Ir. Herman Jan van Aalderen is chef van het seinwezen bij de Nederlandse Spoorwegen in Zwolle. Hij is fel anti- Duits en gebruikt zijn werk om vele illegale daden te verrichten. In 1942 geeft hij tekeningen van het spoornet aan een illegale groep zodat die deze kan gebruiken voor aanslagen op het spoor. Een jaar later komt hij in contact met Lambertus Neher. Met hem zet hij plannen op om het seinsysteem van de spoorwegen te gebruiken voor het opzetten van een geheim telefoonnetwerk voor het verzet.

Op 7 augustus 1944 arresteert de Sicherheidsdienst Van Aalderen. Hij wordt gevangen gezet in Utrecht en later in kamp Vught. Eenmaal in concentratiekamp Sachsenhausen moet hij als dwangarbeider aan de slag. In januari 1945 wordt hij naar Bergen- Belsen gebracht, waar hij eind mei overlijdt.

Ook ir. Jacobus Andreas Beekman werkt in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij is begin 1940 in dienst bij de Meterfabriek Dordrecht. Zijn huis in diezelfde plaats dient als verzamelpunt voor het verzet. Hij wordt in 1944 ondercommandant van de verzetsgroep Paul, die kort daarna een actief onderdeel wordt van de Binnenlandse Strijdkrachten.

Vroeg in de ochtend van 8 januari 1945 heeft Beekman de leiding bij een overval op de gevangenis te Dordrecht, waarbij een koerier wordt bevrijd. In februari pleegt Beekman een aanslag op Gestapocommandant Carol Neumann. Het gebouw van de Sicherheitsdienst wordt zwaar beschadigd, maar Neumann blijft ongedeerd.

Vlak na de oorlog komt Beekman om bij het onschadelijk maken van een Panzerfaust, een Duits anti-tankwapen. Later krijgen hij en Van Aalderen per Koninklijk Besluit het Verzetskruis 1940-1945 toegekend.

KIVI ZUIVERT LEDENBESTAND

Na de oorlog vroeg KIVI de leden die tijdens de bezettingsjaren een verkeerde rol hadden gespeeld om hun lidmaatschap op te zeggen. Zo niet, dan werden ze geroyeerd. Om hoeveel mensen ging het? De Sicherheitspolizei bezet op 11 juli 1941 het gebouw van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs aan de Prinsessegracht 23 in Den Haag en heft KIVI op. Ook de uitgave van verenigingsblad De Ingenieur wordt gestaakt.

In november roept de Duitsgezinde prof.ing. E.A. van Genderen Stort het Nederlands Instituut van Ingenieurs (NII) in het leven. Hij vraagt per brief KIVI-leden zich aan te sluiten bij het onder zijn voorzitterschap staande NII. Velen bedanken daar echter voor, mede op aandringen van het afgezette KIVI-bestuur. Het NII wordt dan ook geen succes. Uit enkele bronnen wordt duidelijk dat er maximaal 150 leden zijn geweest. Van Genderen Stort zal later verklaren dat hij tot oprichting van het NII is overgegaan om de KIVI-belangen veilig te stellen.

Op 5 mei 1945, als er weer roodwitblauwe vlaggen waaien in Den Haag, nemen KIVI-leden het gebouw aan de Prinsessegracht weer in gebruik. Op 14 juni vindt de eerste naoorlogse vergadering van de Raad van Bestuur plaats. KIVI telt kort vóór de oorlog ruim 3100 leden, en kort erna 2500. Onder hen zijn er die in de bezettingsjaren een verkeerde rol hebben gespeeld. Het hoofdbestuur benoemt daarom een zuiveringscommissie, onder voorzitterschap van oud-minister van Waterstaat ir. Theodoor Philibert Tromp. Het door een jurist opgestelde zuiveringsreglement onderscheidt twee categorieën die voor zuivering in aanmerking komen: zij die lid zijn geweest van het NII en zij die zich ‘onwaardig’ hebben gedragen of ‘laakbare handelingen’ hebben verricht. De commissie roept op 21 september 1945 de lezers van De Ingenieur op om verdachte personen te melden.

Op 29 maart 1946 meldt de commissie in een tussenrapportage in De Ingenieur dat inmiddels namen zijn geregistreerd van 126 leden van het Nederlands Instituut van Ingenieurs. Er zijn dan ook 360 meldingen binnen gekomen van personen die in de tweede categorie vallen. Daarvan zijn er op moment van publicatie 270 schuldig bevonden. De commissie moet op dat moment nog verder onderzoek doen of wacht nog op informatie van verdachten. De notulen van de vergadering die de Raad van Bestuur van KIVI had op 17 oktober 1946 melden dat de taak van de Zuiveringscommissie is beëindigd. Er wordt echter niets naar buiten gebracht. Een eindverslag van de commissie is niet te vinden. Alle personen waarvan de commissie heeft geoordeeld dat zij niet langer lid konden blijven van KIVI, zijn individueel benaderd om zelf hun lidmaatschap te beëindigen. Wie dat niet wilde, zou worden geroyeerd. Hoeveel KIVI-leden uiteindelijk hun lidmaatschap gedwongen hebben beëindigd of zijn geroyeerd, is niet duidelijk, maar het zullen er minimaal 396 zijn en maximaal 510. Oftewel: 16 à 20 % van de 2500 naoorlogse leden.


Vernieuwend versus vertrouwd - Willem Hupkes en Jan Goudriaan (Nederlandse Spoorwegen)

Hupkes.

In 1938 wordt ir. Willem Hupkes opgenomen in de NS-directie, nadat de post van president-directeur, waarop hij had gerekend, door de regering is gegund aan de van Philips afkomstige ir. Jan Goudriaan. Als deze laatste het doelwit wordt van een lastercampagne, ontstaat tussen beide mannen een animositeit die voortduurt tot na WO II.

Goudriaan heeft als voortvarend econoom en Nederlandse grondlegger van de moderne bedrijfskunde duidelijke ideeën over de bedrijfsvoering. De ervaren spoorman Hupkes wil echter minder snel veranderingen doorvoeren. Het personeel deelt die opvatting. Als Goudriaans positie niet langer houdbaar is, arresteren de Duitsers hem en ontslaan hem in juli 1941. Zij benoemen Hupkes vervolgens tot waarnemend president-directeur van de NS.

Aan Hupkes de moeilijke taak het spoorwegbedrijf gaande te houden door enerzijds de bezetter te vriend te houden en anderzijds het personeel te beschermen. Door de Duitsers – die beseffen hoeveel vertrouwen hij geniet bij het overgrote deel van het personeel – slim te bespelen, weet hij zijn mensen te behoeden voor Arbeitseinsatz in Duitsland. Dankzij hem krijgen de bezetters geen greep op het spoorwegbedrijf, al komt de NS er niet onderuit diensten voor de Duitsers te verrichten. Zo is materieel en personeel van de NS ingezet voor deportatie naar de concentratiekampen.

Goudriaan.

Als Goudriaan in 1944 vrijkomt uit gevangenschap, vlucht hij naar het al bevrijde zuiden van Nederland. Hij neemt de leiding op zich bij het herstel van het gekortwiekte spoorbedrijf. Maar hij wordt als te controversieel gezien om vanaf mei 1945 de gehele NS te leiden. Op ministerieel verzoek neemt hij na de bevrijding ontslag, waarna opnieuw Hupkes wordt benoemd tot president-directeur, wat hij blijft tot eind 1946. Goudriaan treedt daarna nog op als regeringsadviseur, wordt van elke blaam gezuiverd, en hervat zijn beide professoraten. Maar in 1949 verlaat hij Nederland verongelijkt en begint hij een nieuwe toekomst in Zuid-Afrika.


Aan de verkeerde kant - Frits Ernst Müller en Willem van der Vegte (NSB’ers)

Van der Vegte.

Behalve Mussert staan meer ingenieurs aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Zoals Frederik (Frits) Ernst Müller, geboren in Utrecht en in Duitsland opgeleid tot werktuigbouwkundig ingenieur. Hij is eerst bedrijfsleider en later directeur van de beenzwartfabriek Wed. P. Smits en Zoon te Utrecht. Beenzwart bestaat uit verkoolde dierlijke beenderen en is te gebruiken als pigment en voor de raffinage van suiker.

In 1935 wordt Müller NSB-lid. In de oorlog is hij in 1941 commissaris van de provincie Utrecht en vanaf eind dat jaar tot begin mei 1945 burgemeester van Rotterdam. Hij bevordert de deportatie van Rotterdamse Joden en propageert indiensttreding bij de Duitse bezetter, maar is tegen verwoesting van de havens. Na de oorlog krijgt hij tien jaar gevangenisstraf, waarvan hij er zes uitzit.

Müller (midden).

Ir. Willem van der Vegte meldt zich in 1933 aan als lid van de NSB, waarbinnen hij in de loop der jaren een flink aantal functies vervult. Tot 1940 werkt hij in het bedrijfsleven, onder andere bij Hoogovens en als directeur van Siemens in Den Haag. Dan neemt hij ontslag om zich geheel in dienst te stellen van de opbouw van een nationaalsocialistische samenleving. Vanaf januari 1942 tot het eind van de Tweede Wereldoorlog is hij directeur-generaal van de PTT. Ook is hij vanaf augustus 1943 secretaris-generaal van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Na de oorlog wordt Van der Vegte vastgezet. In juni 1949 veroordeelt het Bijzonder Gerechtshof te Den Haag hem tot vier jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Kort daarvoor is hij dan al in vrijheid gesteld vanwege invaliditeit (in 1932 raakt hij door een auto-ongeluk zijn linkeronderbeen kwijt). Het kiesrecht wordt hem levenslang ontzegd.

Openingsfoto: Oorlogsschade in de Rotterdamse Rijnhaven. Foto De Ingenieur.

Dit artikel verscheen in De Ingenieur van april 2018.


(Bronnenmateriaal)

Algemeen: Mail Erik Somers, persvoorlichting NIOD, betreffende deelname aan verzet en collaboratie.

Schermerhorn en Mussert: De man die in de put sprong; biografie van Willem Schermerhorn - Herman Langeveld; Lezing van H. Langeveld voor afdeling Geschiedenis der Techniek KIVI, 11/11/17; Mailwisseling met H. Langeveld.

Philips: Frits Philips 100; boek vanwege 100e verjaardag - Guus Bekooy; Ze zullen weten wie ze voor zich hebben; biografie van Anton Philips - Marcel Metze; Trouw 16/4/2005; ANP 6/12/2005; Hoe overleeft Philips de Tweede Wereldoorlog?; NPO Focus, 1/4/13.

Rijkswaterstaat: Memo van Bert Toussaint, Historische Discipline Rijkswaterstaat; L.R. Wentholt: resources.huygens.knaw.nl.

Staatsmijnen: www.vizl.nl: citaat uit Vereniging van Ingenieurs in Zuid-Limburg, een 75-jarige historie 1916-1991; F. van Iterson: resources.huygens.knaw.nl; D.P. Ross van Lennep: www.ryckheit.nl.

Spoorwegen: De Nederlandse Spoorwegen in de oorlog; De Dokwerker, geciteerd op www.mokums.nl; J. Goudriaan: resources.huygens.knaw.nl; W. Hupkes: resources.huygens.knaw.nl.

H.J. van Aalderen: https://oorlogsgravenstichting.nl; wikipedia

J.A. Beekman: https://oorlogsgravernstichting; wikipedia

F.E. Müller: www.parlementairdocumentatiecentrum.nl

W. van der Vegte: www.parlement.com