Aan de vooravond van de verkiezingen voor de Provinciale Staten opende de Volkskrant met een bericht over windenergie, dat zo curieus was, dat ik de daarop volgende zaterdagkrant maar even heb afgewacht om van de Ombudsman boetedoening te lezen. Nu die uitbleef, schrijf ik mijn eigen verbazing maar even van me af.

Het bericht gaat over de weerzin bij provincies tegen het plaatsen van windturbines op land. Dat die bestaat, leidt geen twijfel. Ik herinner me nog dat de bestuurders van de windrijke provincie Noord-Holland een jaar geleden een absoluut verbod op nieuwe windturbines afkondigden, zelfs zo streng, dat de GroenLinkse wethouder in Amsterdam er ook niet mee aan de slag mocht in het Westelijk haven- en industriegebied, waar die industriële duurzame energietorens natuurlijk prima passen.



De verbazing betreft de door de Volkskrant gepresenteerde grafiek, in combinatie met de berichtgeving erover. De grafiek laat zien wat de opgave in MW aan te plaatsen windenergie in 2020 is per provincie, en de gemiddelde kans die de leden van Provinciale Staten geven dat dat vermogen ook daadwerkelijk wordt geplaatst. Een voorbeeld: Flevoland heeft een opgave van 1390,5 MW in 2020, de Statenleden noemen de kans dat dat wordt geraliseerd gemiddeld 97 %.

Zo staat het ook in het bijgevoegde bericht van Jeroen Trommelen, dus daar is niks mis mee. Maar dan komt het. Volgens Trommelen zijn de Statenleden in Noord-Brabant, Gelderland en Limburg het meest negatief, en hij hangt daar de percentages 47, 52 en 55% aan vast.  Die volgorde suggereert dat Limburgers negatiever zijn dan Noord-Brabanders, maar het is precies omgekeerd. Van de Limburgers denkt 55% dat de de doelstelling wordt gehaald, bij de Noord-Brabanders is dat 47%. Die Brabanders zijn dus het meest negatief.

Verder meldt Tromelen dat slechst 17 procent denkt dat de doelstelling voor 100 % wordt gehaald. Noem me een omstreden beleidsdoel, en vraag de volksvertegenwoordigers of dat volledig wordt gehaald? Wie honderd procent zegt is een naïeve optimist. Zo werkt het in politiek nu eenmaal niet.

Ik heb de winddoelstelling per provincie eens vermenigvuldigd met de door de provinciebestuurders genoemde slaagkans. Het totale resultaat is dat van de doelstelling van 6000 MW zo'n 4500 MW gerealiseerd gaat worden, een score van 75%.
Vergelijk dat met de kop 'Provincies zien wind niet zitten'en 'Bestuurders geloven maar half in eigen afspraken over windmolens' en hier is duidelijk hineininterpretiert, zoals dat in het Duits zo mooi klinkt.
De boodschap moest kennelijk zijn: het wordt niks met die windenergie in de provincies. Misschien gaat het die kant ook op, maar dat valt niet af te leiden uit de door de Volkskrant zelf verzamelde gegevens. Vandaar mijn verbazing.

Nogmaals, ik twijfel er niet aan dat er de nodige weerstand is tegen windenergie, en daar zou ook veel serieuzer mee moeten worden omgegaan. Erken de overlast die mensen signaleren. Als de Haagse politiek oordeelt dat windenergie op land nodig is om de doelstelling van duurzaam opgewekte energie te halen, geeft dan compensatie aan de mensen die zo'n ding vlak voor hun deur hebben. Spreek bijvoorbeeld af dat degenen die binnen een straal van 500 m tot 1 km van de turbine wonen, afhankelijk van de grootte van het apparaat, schadeloosstelling krijgen. Geef ze naar rato van de afstand tot de turbine een aandeel in de opbrengst. Vrezen mensen waardedaling van hun huis door een windturbine? Ze kunnen dan zeggen: die windturbine levert een vaste inkomstenbron, dus dat is het voordeel.(Frank Biesboer)