Waterstof kan in Nederland ongeveer 15 procent van de totale energievoorziening gaan innemen, maar dan moet er wel een goede infrastructuur en betere regelgeving komen. Dat concludeerden experts afgelopen dinsdag bij het congres Nederland Waterstofland.

Waterstof is niet de heilige graal die alle energieproblemen zal oplossen. Voor veel toepassingen is elektriciteit als energiebron een betere keuze, met name omdat de energie dan een stuk efficiënter wordt gebruikt. Maar voor de gevallen waarbij groene stroom geen optie is, is waterstof vaak wel een goed alternatief. Dat stelde ceo Alice Krekt van de vereniging NLHydrogen dinsdag 26 september bij het congres Nederland Waterstofland, georganiseerd door het Netwerk Vrouwelijke Ingenieurs van ingenieursvereniging KIVI, in samenwerking met Energie Beheer Nederland.

 

Energiedrager

Waterstof is geen energiebron maar een energiedrager. Het kan worden gemaakt uit water via elektrolyse (groene waterstof) maar ook uit biomassa of aardgas (grijze waterstof). Waterstof produceren kost energie. Die energie komt deels weer vrij als de waterstof met zuurstof reageert tot water.

Groene waterstof produceren is dus een manier om overtollige wind- of zonne-energie op te slaan op momenten dat er veel zon is of het hard waait, om deze later pas te gebruiken. Het voordeel is dat waterstof veel energie kan bevatten, het nadeel dat er ook energie bij de omzettingen verloren gaat: bij het maken van waterstof uit elektriciteit doorgaans 25 procent, bij de reactie van waterstof met zuurstof nog eens 40 procent.

 

Onmisbaar

Toch wordt waterstof als onmisbare component van de energietransitie beschouwd – zoals De Ingenieur al schreef in het aprilnummer van 2023. Vooral industrieĂ«n die afhankelijk zijn van hoge temperaturen, zoals de staalindustrie, zijn moeilijk of niet te elektrificeren. Ook voor de luchtvaart en het grote vrachtverkeer is een laadpaal niet de ideale oplossing.  

‘Op dit moment gebruikt Nederland al tweehonderd petajoule per jaar aan energie uit waterstof. De verwachting is dat dat ongeveer vijf keer zoveel wordt’, zegt Krekt.

Dan moet er echter nog wel wat gebeuren. Krekt: 'Er is behoefte aan een goede infrastructuur om waterstof als het eenmaal geproduceerd is te vervoeren en op te slaan, aan snellere vergunningprocedures, aan financiële support voor de koplopers die waterstof maken, importeren of toepassen, aan genoeg groene elektriciteit en aan lagere kosten voor aansluitingen en elektriciteitstransport.'

 

Kip en ei

Dat ziet ook Martine Hoeksma, programmamaker van de energietransitie bij Shell Nederland. Shell bouwt in Rotterdam een waterstofcentrale die goed is voor tweehonderd megawatt, vertelt ze. De elektrolyzer draait op stroom van het windpark op zee Hollandse Kust Noord en gaat naar schatting zestig ton waterstof per dag produceren.

‘De eerste klant zijn wij zelf’, zegt Hoeksma. De waterstof gaat namelijk naar een raffinaderij in het Shell Energy and Chemicals Park Rotterdam in Pernis. Daarmee lost het bedrijf het kip-en-eiprobleem op van de waterstoftransitie: klanten komen er pas als de levering zeker is, maar producenten willen pas aan de slag als ze zeker zijn van klanten.

‘Het project voelt een beetje als een vliegtuig bouwen terwijl het al vliegt en de landingsbaan nog moet worden aangelegd’, zegt Hoeksma.

  

Opslag

Intussen gaat het werk aan die landingsbaan gestaag door. Zo onderzoekt Energie Beheer Nederland (EBN) de geschiktheid van lege gasvelden en zoutcavernes voor de tijdelijke opslag van waterstof, vertelt geoloog en manager New Energy Annemiek Asschert van EBN.

Met de praktische zaken zoals de haalbaarheid en veiligheid van het produceren en inzetten van waterstof komt het wel in orde, denken de experts alle drie. Waterstof wordt immers al gebruikt en dat gaat goed.

De grootste uitdaging is uiteindelijk dus de oplossing van het kip-en-eiprobleem. Hoeksma: ‘En daarbij kun je de waterstoffabriek van Shell als het eerste ei beschouwen.’

 

Openingsbeeld: Depositphotos