Het gebruik van biomassa voor duurzame materialen, chemicaliën en brandstoffen zit na een kwakkelperiode weer in de lift. En Nederlandse chemische en voedingsbedrijven staan daarbij vooraan.

De groene economie neemt de laatste tijd een hoge vlucht: de berichten over bioraffinaderijen en andere biobased initiatieven volgen elkaar in rap tempo op. Zo opende BioBTX onlangs zijn eerste fabriek die houtresten omzet in chemische bouwstenen. Suiker Unie maakt van de pulp van suikerbieten biogas. Avantium gebruikt suiker voor zijn bio­based colafles. DSM produceert in Italië grondstoffen voor hoogwaardig plastic uit maïszetmeel. En ga zo maar door.

De chemische industrie gelooft er zelf ook in. Zo heeft de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie verklaard dat in 2030 15 % van de grondstoffen uit biomassa moet komen. Dat is ook nodig, met het oog op de vermindering van de CO2-uitstoot. Met biomassa hoeft immers geen aardolie meer te worden ingezet als grondstof voor het produceren van chemicaliën en plastics.

Toegegeven, de groene techniek bevindt zich nog in een pril stadium. Een wereld die decennialang op aardolie heeft gerust, is niet een-twee-drie om. Maar het momentum is er.
 

Wereld van verschil

Wat bij de opmars van biobased helpt, is de snelle ontwikkeling van de mogelijkheden van het gebruik van micro-organismen voor omzettingen, zegt ir. Frank van Noord, directeur R&D van Suiker Unie. ‘Het is een wereld van verschil met tien jaar geleden. Je kunt de organismen die we nodig hebben nu in detail engineeren.’

Wat de groene chemie echter blijvend achtervolgt, zijn de perverse effecten van het gebruik van biomassa: de verdringing van de voedselproductie. Gelukkig hebben de meeste nieuwe technologieën die nu op het toneel verschijnen juist het voorkómen van voedselverdringing en milieuschade als uitgangspunt – zoals bij het produceren van biogas uit bietenpulp.
 

Struikelblok

De successen nemen niet weg dat het productengamma van de bio-economie vooralsnog erg eenzijdig is. Vaak wordt sterk geleund op suiker en zetmeel, die gemakkelijk zijn te winnen. Met eiwitten en andere stoffen gebeurt nog weinig. En bij de productie van biogas worden suikers en andere waardevolle stoffen afgebroken.

Om de groene economie tot een echte concurrent voor aardolie te maken, moeten die chemicaliën beter worden benut. Maar daarvoor vormt de raffinage, het uit elkaar halen van de talloze stoffen in de plant, een struikelblok. Het grootste verschil met de oliegebaseerde chemie is dat je stoffen niet kunt scheiden met destillatie, zoals een olieraffinaderij doet. En alternatieven vergen nog veel techniekontwikkeling.
 

'Gij zult samenwerken'

Wat de biobased chemie het meeste parten speelt, is dat hij moet opboksen tegen de oliegebaseerde chemie, die in ruim een eeuw een geweldige voorsprong heeft opgebouwd. Een kansloze missie? ‘Als je precies dezelfde stof maakt, zal de biovariant al gauw duurder uitvallen’, zegt Van Noord. ‘Je kunt beter iets maken dat een meerwaarde heeft doordat het anders is.'

Een laatste gebod voor de bio-economie is: gij zult samenwerken. De chemiesector is niet gewend aan de manier van werken in de agro-industrie en de agrosector moet de chemie leren begrijpen. Net zo noodzakelijk is samenwerking met de onderzoekswereld - en dat gebeurt ook al op veel plekken.

Van een afstand gezien heeft de bio-economie misschien nog het meest weg van een jong ecosysteem, waarin bedrijven, bedrijfjes en onderzoeksinstellingen samen naar een volledig gebruik van biomassa toegroeien.
 

Meer lezen over biobased chemie?

Wil je het volledige verhaal lezen over de doorbraak van biobased chemie in het oktobernummer van De Ingenieur? Koop dan de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 %! - een digitaal jaarabonnement van 12 nummers voor € 69,-.

Tekst: Timo Können

Foto: Sanne van Hassel