Sinds de laatste vlucht van de spaceshuttle in 2011 beschikken de Verenigde Staten niet langer over een toestel waarmee astronauten naar de ruimte kunnen worden gebracht. De Boeing Starliner, die vrijdag voor het eerst werd gelanceerd, moet daarin verandering brengen. 

De lancering vanaf de luchtmachtbasis in Cape Canaveral (Florida) verliep voorspoedig, maar na een half uur meldde de vluchtleiding dat de capsule zich niet in de vooraf geplande baan om de aarde bevond. Wat er precies is misgegaan, is vooralsnog onduidelijk. Ingenieurs problemen een oplossing te zoeken. Ondertussen is de Starliner wel stabiel en niet in gevaar. 

De capsule was - ditmaal nog zonder bemanning - bevestigd op een 52 meter hoge Atlas V-draagraket, gebouwd door een joint-venture van NASA en Lockheed Martin. De vlucht is bedoeld om alle aanwezige systemen en routines te testen, zodat komend jaar al een bemande lancering kan plaatsvinden. 

De capsule (vijf meter hoog, met een diameter van ruim 4,50 meter) is nu onderweg naar het internationale ruimtestation ISS, waar het voornamelijk voedsel zal afleveren. Over een week moet de capsule weer op aarde terugkeren. De bedoeling is dat ze op 28 december een zachte landing maakt in de woestijn van de Amerikaanse staat New Mexico. Vervolgens kan de capsule opnieuw worden gebruikt, tot wel tien missies achtereen, denkt Boeing. 
 


Boeing versus SpaceX

De Starliner biedt plaats aan zeven astronauten, maar NASA heeft aangekondigd er hooguit vijf per vlucht mee te zullen sturen. 

Naast Boeing werkt ook SpaceX aan de ontwikkeling van een bemande capsule voor ruimtevaart. Die Crew Dragon werd afgelopen voorjaar voor het eerst gelanceerd. Volgens de huidige planning denken beide concurrenten komend jaar voor het eerst een bemande vlucht uit te voeren.

De afgelopen jaren moesten Amerikaanse ruimtevaarders meeliften met Russische Sojoez-raketten, maar zodra de Amerikaanse capsules zijn goedgekeurd, zal NASA die inhuren als taxidienst naar het ISS.


Foto: NASA/Frank Michaux