column

In de vroege jaren tachtig – net van school, werkloosheid alom en geen woning geen kroning, die tijd – werd ik opgeroepen door wat toen nog het Arbeidsbureau heette om een beroepen-interessetest te doen. Ik had geen werk en met zo’n test zou naar boven komen waarvoor ik geschikt was.


In een kamertje met een houten tafel kreeg ik een vragenformulier en een balpen voor mijn neus. Dat formulier moest ik invullen. Toen ik klaar was werd het meegenomen en een half uur later mocht ik in een ander kamertje komen om de resultaten te bespreken.

‘Heb je dit echt serieus ingevuld?’, vroeg de man aan de andere kant van het bureau.

‘Natuurlijk’, zei ik, naar waarheid. ‘Wat is er dan uitgekomen?’

Hij keek mij even aan, haalde zijn schouders op en zei: ‘Orchideeënkweker.’

‘Gek’, zei ik. ‘Ik houd helemaal niet van planten.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Wat wil je doen in het leven?’

‘Schrijven’, zei ik.

Hij schoof het door mij ingevulde formulier van zich af en zei: ‘Vroeger stelden we iemand gewoon die vraag en dan was het goed, maar nu moet zo’n lijst de schijn van objectiviteit en wetenschappelijkheid ophouden. Allemaal tijdsverspilling. En wat krijg je?’

‘Orchideeënkwekers’, zei ik.

Hij knikte somber. ‘Vorige week had ik er een die bankwerker moest worden. Zelden iemand gezien met twee zulke linkerhanden. Hij had al moeite om de dop op de balpen te krijgen. Zullen we voor jou maar journalist invullen?’

Ik moest daaraan denken omdat een goede vriend, laat ik hem X noemen, was uitgenodigd voor een ‘traject’ dat nieuw kader moet opleveren voor de organisatie waar hij werkt. Wegens een verdubbeling van omvang, en dus de taken, zijn er nogal wat leidinggevende personen nodig en hij behoorde tot degenen die men op het oog had.

Ik had nog niet ‘gefeliciteerd’ gezegd of ik wilde mijn woorden al weer in slikken. Dat kwam door wat hij vertelde over dat ‘traject’. De kandidaten werden online getoetst op persoonlijkheid en leiderschapskwaliteiten.

‘Vanwege corona’, zei ik begripvol. ‘Zoom of…’

‘Nee, nee, nee, een formulier met stellingen.’

De kandidaten werden online getoetst op persoonlijkheid en leiderschapskwaliteiten

Ik heb nooit voor organisaties gewerkt en weet niets van dat soort procedures, dus ik vroeg hoe dat dan ging.

‘Nou, je krijgt stellingen. Bijvoorbeeld: “Ik kijk op tegen mensen die iets hebben bereikt” en dan komt er later weer zoiets als “Ik vind het moeilijk om hogergeplaatsten kritiek te geven”.’

Woorden als ‘astrologie’ en ‘aurareading’ vormden zich in mijn hoofd, maar ik besloot mijn oordeel voorlopig op te schorten. 

‘Zoiets als in de damesbladen?’, zei ik. ‘Een Cosmo-enquête. Als je morgen een miljoen zou winnen, wat zou je dan met het geld doen? Puppy’s of kittens? Wat vind je het leukst aan jezelf? Waar ben je onzeker over?’

Hij schudde zijn hoofd. Dit werd gedaan door een bureau dat begeleiding en trainingen gaf.

‘Wat komt er dan na dat formulier?’

Een gesprek, aan de hand van de uitkomst, waarin werd besproken of je wel of geen toekomstige leider kon zijn.

‘Je vult dus een formulier in’, zei ik, ‘en je eerste contact met een mens is als die je de uitslag van de computer meedeelt?’

Daar kwam het op neer.

‘Dus een algoritme bepaalt of jij geschikt bent?’

Ik moest even aan de kabinetsformatie denken, maar die gedachte verdrong ik ook.

Ik bleef achter in verwondering. Schok ook, want ik had niet verwacht dat we dit soort dingen al aan computers overlieten. Ik dacht aan de toeslagenaffaire, die volgens mij ook het gevolg is van veel automatisering en weinig intermenselijk contact, zoals dat vroeger heette.

En aan Ziggo, dat na vier maanden gedoe nog geen aansluiting tot stand heeft gebracht omdat het ‘traject’ wordt beheerst door computersystemen die tegen elkaar praten, waardoor ik gisteren nog een mailtje kreeg dat men niets kan doen omdat verderop in mijn straat een steiger staat. Die is al drie weken weg, maar omdat er geen mens komt kijken weten de computers dat niet.

Ik dacht ook aan iemand van de groenvoorziening die hartje winter in mijn straat een haag aan het snoeien was. Toen ik vroeg of dit wel het juiste jaargetijde was zei hij nogal beslist ‘nee’. Maar zo stond het in de planning die de computer had gemaakt.

Later had ik een hartig gesprek met mijn computer. Ik zal niet vertellen waarover het ging, maar wees gerust: ik blijf het denkwerk doen.

 

Tekst: Marcel Möring
Fotografie: Harry Cock

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.