Bij een experiment met kernfusie is net iets meer energie geproduceerd dan de lasers leverden om het proces in gang te zetten.


De National Ignition Facility met rechts de koepel waarin alle lasers samenkomen en aan weerzijden daarvan de twee straten met de 92 lasers.

Dat meldt de Amerikaanse National Ignition Facility (NIF), het onderzoeksproject van het Lawrence Livermore National Laboratory waar wetenschappers met lasers kernfusie proberen op te wekken.

De NIF bestaat uit 192 lasers die allemaal tegelijk in een korte flits een klein bolletje zwaar water bestralen. De kernen smelten daardoor samen, een proces waarbij veel energie vrijkomt. NIF is sinds 2009 actief en sindsdien  is het vermogen van de lasers steeds een klein beetje opgevoerd.

De doorbraak komt op een fortuinlijk moment voor het project, dat vorig jaar vanwege het uitblijven van resultaat door de politiek in Washington werd gedwongen de focus weer te verleggen naar de oorspronkelijke missie: mate­riaalonderzoek en militaire toepassingen. De fusie van zwaar water produceerde nu een paar kilojoule meer energie dan de 1,9 MJ die de lasers in de moleculen pompen.

Dat er nu een klein beetje winst geboekt wordt, betekent niet dat lasers dé nieuwe manier van kernfusie zijn. Magneetreactoren, zoals de fusiereactor ITER waar men in Frankrijk aan bouwt, kunnen vele malen meer energie produceren. De focus van NIF ligt echter bij onderzoek, waardoor energieproductie minder belangrijk is.

Lees een uitgebreid artikel over de NIF uit het archief van De Ingenieur.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.