De Tweede Kamer gaat een parlementair onderzoek doen naar digitalisering, meldt NRC Handelsblad dinsdag. 'Het doel is dat we als parlement meer kennis en grip krijgen om digitale zaken in goede banen te leiden', stelt initiatiefnemer is D66-Kamerlid Kees Verhoeven. De Ingenieur sprak met hem. 

De commissie zal zich onder meer buigen over de vraag of er in toekomstige kabinetten een minister of staatssecretaris voor digitalisering moet komen. Een andere vraag die op tafel ligt is of er een aparte Kamercommissie moet komen om zich bezig te houden met alles wat aan digitalisering raakt, zoals de beschikbaarheid en veiligheid van data en het gebruik van algoritme, of dat de Kamer zelf dergelijke kwesties op vaste momenten moet agenderen, meldt NRC

De afgelopen maanden groeien de zorgen over China. Moet Nederland het Chinese telecombedrijf Huawei een rol geven in de aanleg van het toekomstige 5G-netwerk? En die bedrijfsspionage bij ASML: zat de Chinese overheid daar misschien achter? Het kabinet presenteerde afgelopen maand zijn langverwachte Chinastrategie, waarin het de strategische en economische banden met de Volksrepubliek opnieuw definieert. Volgens Kees Verhoeven, Tweede Kamerlid voor D66 en opsteller van het onlangs verschenen rapport Techvisie 2.0 is er echter veel meer nodig. ‘Ik begrijp alle zorgen om China, maar we moeten veel breder kijken. En bovenal moeten we ons de vraag stellen: welke onderdelen van onze digitale infrastructuur vinden we zo belangrijk dat we die liever zelf ontwikkelen dan ze door een buitenlands bedrijf laten uitvoeren?’
 

De Ingenieur: Waarom zouden we eigenlijk Huawei willen inschakelen bij dat 5G-netwerk? Zijn er geen alternatieven of kunnen we het niet beter zelf doen?

Kees Verhoeven: ‘Natuurlijk zijn er alternatieven; Nokia en Ericsson bijvoorbeeld. Maar vanuit de markt hoor ik toch vaak dat Huawei gewoon een beter systeem levert. Het is dus niet alleen voordeliger, maar ook beter. Maar een vergelijkbare technologie zelf ontwikkelen zou een belangrijke, strategische keuze kunnen zijn. De Chinastrategie ligt er nu, maar veel liever zou ik dan ook een overkoepelende technologiestrategie zien, waarin we vastleggen welke sleuteltechnologieën we in eigen hand willen houden. Willen we een echt concurrerende 5G-industrie ontwikkelen, dan zullen we daar veel geld voor moeten vrijmaken. Datzelfde geldt voor bijvoorbeeld quantum computing of kunstmatige intelligentie. Als Europa moeten we een paar grote technologieën aanwijzen waarin we fors gaan investeren, zodat er een grote industrie kan ontstaan.’
 

Maar in Europa heerst al gauw onenigheid, nu ook weer over Huawei. Waarom kan het niet op nationaal niveau? Dan komt het misschien wél van de grond.

‘Natuurlijk, ook in Nederland moeten we investeren. Mijn parti (D66)j pleit er nu voor om een half miljard euro te reserveren voor de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie. Maar als ik reëel ben en kijk naar wat de overige coalitiepartijen willen, dan denk ik dat we blij mogen zijn als er 100 miljoen euro beschikbaar komt. Daarmee redden we het nooit. Frankrijk en Duitsland trekken beide een paar miljard uit voor de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie; de Verenigde Staten en China zelfs enkele tientallen miljarden. Nederland zou zich moeten specialiseren in een of twee dingen waarin we ontzettend goed zijn. De verdere ontwikkeling van uitlegbare kunstmatige intelligentie zou zo’n specialisme kunnen zijn. Maar verder hebben we enkel op Europees niveau de slagkracht om te kunnen wedijveren met de ontwikkelingen in China en de Verenigde Staten.’
 

U zegt: hou niet alleen China in de gaten, maar ook de Verenigde Staten.

‘Ik snap de focus op China heel goed. Het is het snelst opkomende land dat een duidelijke machtsambitie heeft. Maar wat te denken van Rusland? Eveneens een land waar de inlichtingendienst nauw contact onderhoudt met het bedrijfsleven. Het lijkt soms alsof we in een Koude Tech-oorlog dreigen te belanden, met aan de andere kant het kapitalistische systeem van de Amerikanen, waar grote bedrijven veel data en kennis hebben. Facebook natuurlijk, maar ook Google, Amazon en Apple. In Europa moeten we ons verhouden tot die handvol Amerikaanse techreuzen. Ik ben van mening dat we ze moeten opbreken op het moment dat ze volgens de Europese wetgeving te machtig worden. Dan is de boodschap: jullie zijn te groot, jullie maken misbruik van je machtpositie, dus gaan we je bedrijf opknippen.’
 

D66-Kamerlid Verhoeven. Foto: D66


Hoe wilt u dat dan doen?

‘Een wettelijke grondslag ontbreekt nu nog, maar die komt er wat ons betreft via de mededingingswetgeving. In Europees verband moeten we eisen stellen om de megadatamacht van grote bedrijven in te perken. Ook moeten we zo voorkomen dat ze andere bedrijven overnemen en te grote marktaandelen krijgen.’
 

In Techvisie 2.0 schrijft u dat we op zijn minst onze vitale technologische infrastructuur moeten beschermen tegen ongewenste buitenlandse invloed. Waaruit bestaat die volgens u?

‘Voor mij is die infrastructuur meer dan energiecentrales, internetkabels en telecombedrijven. Ook sommige bedrijven zou je eronder kunnen laten vallen. Neem hightechbedrijf ASML. Het loont de moeite om uit te zoeken of we een dergelijk bedrijf kunnen beschermen tegen bijvoorbeeld een buitenlandse overname. Duitsland en Frankijk voeren al een intensieve industriepolitiek, maar wij zijn nog niet zo ver dat we onszelf via regelgeving beschermen tegen onwenselijke invloeden.’
 

Valt er nog meer onder die vitale infrastructuur?

‘Wat mij betreft de zorg ook. Twee jaar geleden legde het virus Wannacry wereldwijd computersystemen plat. Daardoor konden in het Verenigd Koninkrijk bepaalde chemobehandelingen en bestralingen niet doorgaan. Zoiets is uiterst schadelijk en daarom pleit ik voor een brede opvatting van wat we als vitale infrastructuur moeten beschouwen en beschermen.’
 

Voordat we het alleen maar over de gevaren en bedreigingen hebben: digitalisering kan ons ook veel moois brengen.

‘Absoluut. Neem kunstmatige intelligentie. Je kunt je focussen op de groeiende achterstand van Nederland en Europa op dat gebied of je zorgen maken om banenverlies, maar het loont de moeite om te kijken naar de kansen. Kunstmatige intelligentie biedt ongekende mogelijkheden: enorme hoeveelheden data worden ineens ontsloten en zijn te gebruiken ter verbetering van bijvoorbeeld de voedselproductie. Ook op gebieden als klimaat, energie, logistiek en veiligheid zullen algoritmische systemen positieve veranderingen teweegbrengen. Dat ING het wereldwijd bijzonder goed doet, is zeker ook te danken aan het feit dat de bank tien jaar geleden al is gaan digitaliseren en is opgeschoven in de richting van een ICT-bedrijf.’
 

Maar dat was geen rechtstreeks gevolg van overheidsbeleid. Loopt de regering er niet altijd achteraan?

‘Dat verwijt hoor ik vaker. En dan zeg ik: ja, klopt. In Nederland zijn het de burgers en de bedrijven die de koers bepalen. Bedrijven komen met uitvindingen, nieuwe diensten of innovatieve producten, burgers komen met initiatieven en met ideeën voor maatschappelijke vernieuwing. De politiek kan het hooguit een beetje bijsturen of grenzen stellen. In landen als China is de overheid leidend. Daar bepaalt de regering welke kant het land op gaat. In Nederland zal de regering per definitie altijd achter de feiten aanlopen. Maar dat doen we wel zo snel mogelijk. Dat is ontzettend lastig in een wereld waarin de ontwikkelingen zo razendsnel gaan, maar dat maakt het ook leuk.’
 

Technische onderwerpen vereisen vaak specialistische kennis. Is die er voldoende onder politici?

‘Ikzelf ben geen techexpert, maar ik voel me wel voldoende onderlegd om iets te kunnen zeggen over de impact die technologie kan hebben. Ik lees veel, bezoek veel plekken en praat met iedereen. In de Tweede Kamer ben ik wellicht eenoog in het land der blinden, maar als ik me tussen technologen bevindt, ligt die verhouding totaal omgekeerd. Wel weet ik iets af van de relevantie van bepaalde technologieën en de bijbehorende veranderingen in de samenleving. Ik zie ook het belang ervan in. Dat is nog niet bij alle Kamerleden doorgedrongen, denk ik wel eens. Maar goed, er zijn ook zóveel belangrijke dossiers. We bekijken de mogelijkheid om een vaste Kamercommissie voor technologie te kunnen opzetten. Dat zou een geweldige doorbraak zijn. Maar zover zijn is het nog niet.’
 

Uw rapport bevat een pleidooi voor een humane kunstmatige intelligentie. Wat verstaat u daaronder? 

‘Er heerst hier en daar angst over wat kunstmatige intelligentie allemaal vermag. Mensen als Tesla-topman Elon Musk zijn er doodsbang voor en ook natuurkundige Stephen Hawking waarschuwde er vaak voor. Sommigen vrezen dat systemen het ooit volledig van  de mens zullen overnemen. Dat is echter – als het al ooit gebeurt – nog zo ver weg, dat het politiek geen relevantie discussie is. Iets minder ver weg in de toekomst ligt het mogelijke banenverlies. Maar ook daarover maak ik me niet veel zorgen. Uit onderzoek blijkt dat 70 tot 80 % van de werkzaamheden niet door systemen kan worden overgenomen. Ik zie dus geen grote werkloosheid ontstaan door kunstmatige systemen. Een veel reëler en acuter gevaar is het feit dat algoritmes besluiten nemen die voor burgers niet te volgen zijn. Zo’n algoritme is vaak een zwarte doos dat geen enkel inzicht biedt in de manier waarop het tot een besluit is gekomen. Soms blijken er bovendien vooroordelen te zijn ingebouwd. Dat bij automatische beoordeling van cv’s enkel mannen worden geselecteerd bijvoorbeeld.’
 

Dat vinden we allemaal onwenselijk. Maar wat doet u ertegen?

‘Ten eerste zijn er terreinen waarop we kunstmatige intelligentie gewoon niet moeten inzetten. Wat mij betreft gaan we geen algoritme laten bepalen welke patiënt als eerste kan worden geopereerd. Ook bij uitkeringsinstanties en ziektekostenverzekeringen moet kunstmatige intelligentie taboe blijven. Op punten waar kunstmatige intelligentie wel een rol kan spelen, zetten we in op uitlegbaarheid. Iedereen moet kunnen begrijpen hoe bepaalde algoritmes werken. Maar naast dat inzicht in hoe systemen werken is het ook belangrijk dat we er grip op hebben. Daarom moeten we vastleggen dat mensen een automatisch genomen besluit altijd moeten kunnen terugdraaien. Daarvoor zou een soort waakhondinstantie in het leven moeten worden geroepen.’
 

Wat is uw boodschap aan de makers van dergelijke systemen?

‘Al die technici, nerds, bèta’s, mathematici, ingenieurs en informatici zijn natuurlijk geweldig goed in het maken van slimme apparaten en systemen. Maar ik hoorde laatst de opmerking: ‘Als algoritmes zo belangrijk worden, dan zijn het de nerds die de sociale verhoudingen gaan bepalen.’ Nu geloof ik niet zo in het cliché dat inzicht in technische systemen niet goed zou samengaan met sociaal gevoel. Maar het is in mijn ogen wel duidelijk dat je naast die ingenieur en die technicus een psycholoog, socioloog, filosoof of jurist zou moeten neerzetten. Die kan los van de technische systemen bekijken wat de gevolgen ervan zouden zijn voor de maatschappij en voor de verhouding tussen bedrijven en overheid. Wat psychologen of juristen te zeggen hebben over dergelijke technologische innovaties is misschien wel net zo waardevol als dat wat de bedenkers ervan vertellen. Het zou niet goed zijn als enkel ingenieurs en technologen gaan bepalen hoe de samenleving eruitziet.’

Tekst: Pancras Dijk

Foto: Depositphotos

Dit interview werd eerder gepubliceerd in het meinummer van De Ingenieur