Hoe een door Philips afgestoten afdeling tegen de verwachtingen in doorgroeide tot hét toonaangevende bedrijf op het gebied van lithografiemachines, dat valt te lezen in een boeiend nieuw boek over ASML.

ASML is al jarenlang de onbetwiste marktleider op het gebied van machines die de fijne patroontjes afbeelden waarmee de grote fabrikanten van deze wereld hun chips produceren. Maar die positie is Veldhovense het bedrijf niet komen aanwaaien, zo blijkt uit het boek De architecten van ASML van techniekjournalist René Raaijmakers. Daar zijn decennia aan bloed, zweet en tranen van onderzoekers en ingenieurs aan voorafgegaan. Ook zijn er managementbeslissingen voor genomen die grote risico’s in zich droegen. Achter het succes zitten talloze anekdotes, wat Raaijmakers goed heeft aangevoeld. Hij sprak de afgelopen jaren uitgebreid met de belangrijkste vaders van het succes van ASML en heeft uit die stapels aantekeningen nu een lijvig boek gedestilleerd. Het had een onleesbaar boekwerk vol gortdroge technische details kunnen worden, maar dat is niet gebeurd. Raaijmakers is erin geslaagd een goed leesbaar verslag af te leveren, dat mooie inzichten geeft in de oplossingen die de ASML-ingenieurs uit de hoge hoed toverden voor onoplosbaar geachte problemen. Daarbij vermijdt Raaijmakers de echt technische details, maar hij geeft zijn lezers wel voldoende basisinzichten mee over de complexe apparaten van ASML. Daarnaast bevat het boek veel sappige verhalen over de verschillende momenten waarop het bedrijf weer eens op een kruispunt stond: een technische ‘onmogelijkheid’ oplossen en doorgroeien of ten onder gaan. En passant komen we veel te weten over de manier van werken van de Brabantse technici en de bijzondere bedrijfscultuur die in de beginjaren van ASML ontstond.

 

Grote haast

Feitelijk begon ASML in 1984 als een afdankertje van Philips, een sterfhuis, waar vijftig Philips-medewerkers in werden geparkeerd. Althans, zo zagen veel van die medewerkers het in die tijd. Binnen het Eindhovense megaconcern was in de jaren zeventig een apparaat bedacht en gebouwd voor het afbeelden van fijne patronen op silicium (nodig bij het produceren van computerchips): de Silicon Repeater 1. Dat was een geweldig knappe machine die zijn tijd ver vooruit was en die binnen Philips ook werd gebruikt, maar hij kampte wel met een aantal zwakke punten. Een ervan zat hem in de x- en y-sledes die de siliciumplakken verplaatsten. Die werkten hydraulisch en het apparaat lekte hierdoor tijdens gebruik kleine hoeveelheden olie. Philips hoopte aanvankelijk de Silicon Repeater 1 aan chipproducenten te kunnen verkopen, maar op een olie lekkende machine zaten die natuurlijk niet te wachten. Gelukkig was eveneens binnen Philips (zo groot en vol kennis was het concern in die tijd) ook al een radicale oplossing bedacht voor het olieprobleem: simpelweg stoppen met hydrauliek. Eind jaren zeventig ontwierp op het vermaarde Natlab een briljante fijnmechanicus een heel andere manier om de plakken silicium met grote precisie te positioneren (en steeds opnieuw, want er moesten meerdere lagen na elkaar worden belicht). Hij kwam met een rij elektromagneten waar een slede met permanente magneten overheen zoefde. Met deze magnetische levitatie waren plakken silicium razendsnel en heel precies te positioneren. Toen Philips in 1984 een joint venture aanging met het bestaande ASM International, lag deze technologie al jaren op de plank te verstoffen. Maar hij was nog steeds superieur: de elektrische tafel bleek een van de zaadjes te zijn voor het succes van de machines van ASML. Onder meer dankzij de elektromagnetische positionering haalden die productiesnelheden waar concurrenten alleen maar van konden dromen. En zo waren er meer knappe technische ontwikkelingen van Philips waar ASML later de vruchten van plukte. In feite kregen de vijftig pioniers van ASML in hun barakken bij Philips in 1984 een bak vernuftige, maar onrijpe technologieën mee, met de opdracht om binnen twee jaar een chipmachine te bouwen die de markt op kon. Die grote haast kwam voort uit het feit dat er al behoorlijk wat spelers actief waren op deze markt. ASML, dat nog niets voorstelde, maakte alleen een kans om een marktaandeel te veroveren als het binnenkwam met een klap; met een machine die de productie van chips in één klap naar een hoger niveau tilde.

 

Gedurfde belofte

De eerste anderhalf jaar van ASML levert het mooiste leesvoer van het boek op. Raaijmakers ruimt hier terecht veel ruimte voor in. De eerste directeur, Gjald Smit, blijkt bijvoorbeeld strategisch handig en sluw. Hij krijgt het voor elkaar dat een klein clubje gedemotiveerde ex-Philipsmensen langzaam toch gaat geloven in de potentie van de ASML-chipmachine, die dan nog slechts bestaat uit veelbelovende concepten. Tegelijk speelt Smit richting de buitenwereld een soort blufpoker. Vanwege de superstrakke planning is er 200 miljoen gulden aan investeringen nodig, een godsvermogen, terwijl het succes hoogst onzeker is. Ongehoord brutaal voor die tijd is de advertentie die Smit laat plaatsen vlak voor de belangrijkste beurs voor halfgeleiderbedrijven. Daarin belooft ASML rechtstreeks aan een – let wel – potentiële klant dat het bedrijf de belangrijkste problemen van de bestaande chipmachines wel even zal oplossen. Terwijl de machine van ASML nog lang niet af was; je moet maar durven. Hoewel het boek vol staat met dit soort smakelijke verhalen, zal het geen bestseller worden die in hoge stapels bij Bruna en Ako ligt. Wel schrijft Raaijmakers bevlogen en goed geïnformeerd over ASML, waardoor de technische fijnproever door de dikke pil heen zal vliegen. Kortom, wie eens in de keuken wil kijken bij een hoogtechnologisch bedrijf, heeft met De architecten van ASML zowel een onderhoudend boek als een onmisbaar stukje vaderlandse techniekhistorie in handen.

 DE ARCHITECTEN VAN ASML | 654 Blz. | € 49,00

Van dit boek verscheen ook een kortere managementversie met minder technische details, getiteld ‘De geldmachine. De turbulente jeugd van ASML’. Deze versie kost 34,50 euro.