uit het magazine

De Nederlandse chemische industrie, olieraffinaderijen en staalfabrieken moeten hun uitstoot van broeikasgassen binnen dit decennium met ruim een derde terug­schroeven. Dat is alleen haalbaar met CO2-opslag onder de Noordzee en andere grootschalige projecten. ‘Er zullen ook bedrijven het slachtoffer worden.’

Te midden van nieuws over elektrische auto’s, zonne­weiden, windmolenparken en wijken die van het gas af gaan, zou je haast vergeten dat ook de industrie voor een immense opgave staat. De Nederlandse fabrieken moeten in 2030 maar liefst 59 procent minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990, en dat is 37 procent minder dan in 2019. Dat wordt dus een fikse sprint. Met een tweede uitdaging in het verschiet: in 2050 stoot de industrie vrijwel helemaal geen broeikasgas meer uit en is geheel circulair.

Vooral voor de procesindustrie, met olieraffinage en productie van onder meer staal, plastics en kunstmest, wordt dat alle hens aan dek. De meeste fabrieken gebruiken nog grote hoeveelheden fossiele brandstof om warmte voor de processen te leveren. Bovendien komt bij de productie van sommige stoffen ook kooldioxide (CO2) vrij als bijproduct bij de chemische reactie.

Versnelling is cruciaal

Er hangt veel vanaf, dat het lukt. Voor het klimaat, want de strenge uitstootnormen zijn een uiterste poging om te voorkomen dat dat de aarde meer dan 1,5 graad Celsius opwarmt. Iets wat volgens het klimaatpanel IPCC (Intergovernmental Panel on ­Climate ­Change) van de Verenigde Naties nodig is om te voorkomen dat de gevolgen van de klimaatverandering onomkeerbaar, zo niet rampzalig worden. Maar het is ook cruciaal voor onze welvaart en werkgelegenheid.

De procesindustrie is een van de kurken waarop de economie drijft. Hoe staat de transitie in de proces­industrie er momenteel voor? Welke veranderingen zijn de ­komende tien jaar merkbaar? De Ingenieur vroeg dit aan een groot aantal personen uit de onderzoekswereld en het bedrijfsleven.

Met het tempo van de afgelopen 25 jaar, waarin dezelfde processen elk jaar 1 tot 2 procent efficiënter werden, komen we er niet.

Tijdens al de gesprekken keerde een aantal zaken regelmatig terug. Om te beginnen was dat het gevoel van urgentie dat veel van de geïnterviewden sinds ongeveer een jaar of twee bespeuren, zowel bij de industrie als bij de Nederlandse en Europese overheid. ‘In de bestuurskamers wordt er nu volop aan businesscases gerekend’, vat Sjaak Poppe, woordvoerder van het Rotterdams Havenbedrijf, de verandering samen. Illustratief is de ommezwaai naar een actief vergroeningsbeleid van VEMW, de vereniging van energie-intensieve bedrijven. ‘Met het tempo van de afgelopen 25 jaar, waarin dezelfde processen elk jaar 1 tot 2 procent efficiënter werden, komen we er niet. Er is een radicale versnelling en verdieping nodig met andere processen’, zegt VEMV-voorzitter Gertjan Lankhorst.

 

Abonneer je gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.

 

Datzelfde urgentiebesef zit achter de European Green Deal, een ambitieus programma waarmee de Europese Commissie ons werelddeel in 2050 als eerste klimaatneutraal wil maken. De totale investering van duizend miljard euro betekent dat er veel extra geld voor techniekontwikkeling en proefprojecten beschikbaar komt. ‘Het is een goed doordacht programma dat richting geeft’, vindt Heleen de Coninck, hoogleraar socio-technische innovatie en klimaatverandering aan de TU Eindhoven en hoofdauteur van een aantal IPCC-rapporten. Andere hoogleraren met milieubeleid in hun portefeuille laten zich in dezelfde richting uit. ‘Ik ben een fan van Europa en van de Green Deal. Er zit een visie achter. Dat vind ik stoer, bij alle kritiek die mogelijk is’, zegt Jan Jonker, sinds vorig jaar met emeritaat als hoogleraar duurzaam ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. En goed voorbeeld doet blijkbaar goed volgen, want China heeft afgelopen herfst aangekondigd in 2060 eveneens klimaatneutraal te willen zijn.

Wat industriebeleid betreft zitten we nu in de voorhoede van Europa, en daarmee van de wereld.

Na jaren van als lauw te omschrijven klimaatbeleid heeft ook Nederland onder minister Eric Wiebes van Economische Zaken en Klimaat, die begin dit jaar aftrad, een scherpe draai gemaakt met de Klimaatwet van 2019. De Coninck: ‘Wat industriebeleid betreft zitten we nu in de voorhoede van Europa, en daarmee van de wereld.’ Dat is volgens de meesten geen slechte zaak.

Een opvallend detail is wel dat bijna niemand blij is met de CO2-heffing die Nederland op eigen houtje heeft in­gevoerd bovenop het al bestaande Europese emission trade system (ETS). Niet alleen personen in en rond de procesindustrie, ook de aan het IPCC bijdragende hoogleraren in dit stuk zijn bang dat de heffing het gelijke speelveld aantast en zo bedrijven uit Nederland wegjaagt.

Infografic: Anne Luchies. Bron: Global Carbon Project/IPCC

Toch vertegenwoordigt de klimaatcrisis behalve een dreiging wel degelijk ook een kans voor de industrie, benadrukken velen. De hoop is dat de modernisering die de bedrijven moeten ondergaan, ze zal helpen toekomstbestendig te worden. De chemische fabrieken en raffinaderijen in Nederland stammen namelijk grotendeels uit de jaren zestig en zeventig en zijn in feite verouderd, wat ze kwetsbaar maakt voor buitenlandse concurrentie.

‘Met business as usual zijn de perspectieven over tien jaar echt niet goed’, zegt André Faaij, hoogleraar energie­systeemanalyse in Groningen, wetenschappelijk directeur van TNO Energy Transition en hoofdauteur van IPCC-rapporten. ‘Maar dat is een situatie waar we ons úít moeten innoveren. Als het ons lukt een voorsprong te nemen in het ontwikkelen van schone processen, zijn we spekkoper in een wereld die het uitstoten van CO2 steeds duurder maakt. Ik zeg altijd: de energietransitie is iets dat je op de eerste plaats moet doen omdat het economisch buitengewoon verstandig is.’ 

Energiebesparende maatregelen

Tot zover het globale plaatje. Wat doen de bedrijven nu in de praktijk om te vergroenen? 

 

MEER WETEN?

Het volledige verhaal over de vergroening van de procesindustrie vindt u in het maartnummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25% - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.

 

Tekst: Timo Können
Openingsfoto: depositphotos

 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.