Met de voorgestelde maatregelen haalt het regeerakkoord op zijn best de helft van de gewenste reductie van CO2, zo blijkt uit een analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Energie Centrum Nederland (ECN)

Om te voldoen aan de klimaatafspraken van Parijs wil het nieuwe regeerakkoord van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie een vermindering van de uitstoot van CO2 in 2030 van 49 %. Maar met maatregelen die het regeerakkoord voorstelt zal daarvan hooguit de helft worden gerealiseerd. Zonder aanvullende maatregelen haalt het kabinet Rutte III zijn eigen klimaatdoelstelling bij lange na niet.


Gebrek aan maatregelen

Waar gaat het mis? In het regeerakkoord stond toch een keurig lijstje dat een flinke CO2-reductie beloofde, zelfs meer dan de 41 Mton die volgens PBL en ECN nodig is (lees: ‘Regeerakkoord: 400 miljoen extra voor onderzoek’)

Het punt dat beide in hun analyse van het nieuwe regeerakkoord maken is dat er wel een lijstje kan worden gepubliceerd van Mton CO2-reductie, maar dat zijn loze beloften als er geen maatregelen zijn om die te bereiken.

Neem de opslag van CO2, waarvan regeerakkoord de grootste reductie verwacht, namelijk 18 Mton. Zonder financiële steun of een hoge prijs voor CO2 is opslag niet rendabel, dus het PBL en ECN rekenen alleen met de 3,2 miljard die jaarlijks voor de energiesubsidie is gereserveerd. En daarmee valt niet meer dan 2 tot 6 Mton aan CO2 te reduceren. Dat is dan ook nog eens de som van opslag van CO2, meer hernieuwbare energie en de bijstook van biomassa.

Dat geldt op soortgelijke manier voor minder CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving, het transport of de landbouw. Daar kunnen wel getallen voor zijn genoemd, zonder maatregelen worden die niet gehaald. Bij elkaar gaat het al gauw om zo’n 15 Mton die wel staat ingeboekt maar niet wordt gehaald.


Slagen om de arm

Sluiting van alle kolencentrales levert 8 Mton aan CO2-reductie op. Worden effecten van de Europese elektriciteitsmarkt meegenomen dan is het effect veel groter: de reductie is dan geen 8 Mton maar bijna het dubbele: Nederland importeert dan stroom uit het buitenland, zodat de resterende gascentrales minder hoeven te produceren.

Zo houden PBL en ECN meer slagen om de arm: soms heeft het kabinet voornemens zoals meer wind op zee, maar dat is dan onvoldoende uitgewerkt om er een getal voor CO2-reductie aan te hangen. Het commentaar van POBL en ECN is dus ook op te vatten als een aansporing:  het nieuwe kabinet moet zijn voornemens omzetten in concrete maatregelen.


Opslag verdringt hernieuwbaar

De beide adviesorganen leggen in hun analyse de vinger op twee zaken die in de discussie de komende tijd een grote rol zullen gaan spelen.

Zo wil het regeerakkoord de subsidieregeling voor duurzame energie (SDE+) inzetten voor de opties die de meeste CO2-reductie opleveren. Omdat de opslag van CO2 (€ 60/ton) nu nog goedkoper is dan wind op zee en zonnepanelen (€ 100/ton), zal opslag ten koste gaan van hernieuwbare energie. Het rapport geeft een rekenvoorbeeld: de subsidieregeling werkt zo dat er 42 PJ (Petajoule, 1015  Joule) minder duurzame energie wordt opgewekt, terwijl het energiegebruik met 30 PJ toeneemt, want opslag van CO2 kost nu eenmaal energie. Het regeerakkoord wil ook een CO2-prijs voor elektriciteitsproductie, dat heeft weer een gunstig effect voor de opbouw van hernieuwbare energiebronnen. Maar, zo concluderen PBL en ECN, opslag van CO2 dreigt de uitbouw van duurzame energie te verdringen.


Zorg voor soepele introductie

Een ander heikel punt is de 4 x 300 miljoen euro die het nieuwe kabinet uittrekt voor expertise-ontwikkeling en proefprojecten voor de energietransitie. Dat is mooi, maar onvoldoende voor het daadwerkelijk van de grond krijgen van maatregelen. Denk aan het gasvrij maken van woonwijken, de infrastructuur die nodig is om de eerste honderdduizend elektrische auto’s te laten rijden, de eerste grote fabriek voor de productie van groene brandstoffen, de eerste grootschalige CO2-opslag, of de omvorming van de energie-intensieve industrie. Dat moet allemaal zijn weg vinden tussen de bestaande orde, en heeft daarom extra steun nodig om werkelijk van de grond te komen. ‘Juist die eerste fase is cruciaal voor maatschappelijk draagvlak voor de vernieuwing, want mislukkingen door onzorgvuldige uitvoering kunnen het transitieproces ernstig vertragen’, aldus de beide adviesorganen.